You are here
Scrobipalpa proclivella (Fuchs, 1886)
De geelgroene rups heeft een honingkleurige kop. Ze heeft ook een aantal opvallende rood of groengekleurde dorsale lengtelijnen.
De jonge rupsen maken blaasmijnen waarin een deel spinsel wordt afgezet daardoor trekt de mijn iets samen en ontstaan lengteplooien. Later leeft de rups in een soort van spinselbuis tussen enkel samengesponnen bladeren.
De rups verpopt in de spinselbuis. De pop is bruin.
- Deze zeldzame soort werd in 2007 gevonden door Jean-Yves Baugnée in Lustin (pro. Nam.) op Artemisia absinthium. Daarna ook in Luik gevonden.
- Voor het eerst in Vlaanderen gevonden in de provincie Limburg te Dilsen-Stokkem op 09-07-2017 door de Werkgroep Bladmineerders.
- Voornamelijk op Artemisia absinthium maar buiten België ook op Achillea clavenae en Leucanthemella serotina.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt nog in Groot-Brittannië, Ierland, IJsland, Noorwegen, Portugal, Litouwen, Kalingrad regio. Ontbreekt ook in grote delen van het Balkan schiereiland en op de meeste kleinere eilanden van Europa.
De motjes vliegen in twee generaties per jaar van april tot begin juni en dan terug van juli tot oktober. Rupsen zijn te vinden vanaf mei tot in eind juni en terug in september en oktober.