You are here
Scrobipalpa ocellatella (Boyd, 1858)
Het eitje is ovaal en afgeplat. Eerst wit, later verkleurend naar geelbruin.
De rups is grijsgroen tot geelgroen. De kop is bruin tot bleekbruin, de monddelen zijn zwart. De prothoracale plaat is lichtbruin met zwarte spikkels. Ze heeft een aantal roodbruine lengtestrepen.
De rupsen mineren eerst in de hoofdnerf, later maken ze ook mijnen in de bladeren. De rupsen kunnen ook leven van de bloemknoppen en in de stengels.
De pop is lichtbruin en ligt in een dunne cocon die gesponnen wordt op de grond tussen de afgevallen bladeren.
- In de literatuur worden verschillende andere planten ook als waardplant vermeld maar waarschijnlijk zijn deze niet correct.
- Beta maritima (Strandbiet) is de voornaamste waardplant.
- 2018 was voor deze soort een echt topjaar. Overal doken er exemplaren op van S. ocellatella, van aan de kust tot in de Hoge Venen. Met de Werkgroep Bladmineerders hadden we op één excursie een maximum van maar liefst 84 exemplaren in Dilsen-Stokkem. Dit doet vermoeden dat S. ocellatella ook op andere waardplanten moet hebben dan alleen maar strandbiet.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Ontbreekt volledig in het Noordelijke deel van Europa.
De motjes vliegen in twee generaties per jaar van mei tot juni en terug van augustus tot oktober. De soort overwintert als rups.