You are here
Scrobipalpa instabilella (Douglas, 1846)
De grijsgroene tot geelgroene rups heeft een bleekbruine kop en prothoracale plaat, de anale plaat is lichtbruin. De rups heeft ook 3 roodbruine dorsale lengtelijnen. De borstpoten zijn zwartachtig.
De rupsen maken gangachtige blaasmijnen die zo goed als frassloos zijn. Het meeste frass wordt verwijderd uit een gaatje dat de rups maakt in de onderepidermis.
De rups verpopt in een met modder afgedekte cocon op de grond. De rups blijft nog weken in de cocon vooraleer te gaan verpoppen.
- Deze soort wordt vooral aan de kust waargenomen waar de waardplanten dan ook het meest voorkomen.
- Er zijn nog een hoop andere waardplanten die genoemd worden in de literatuur maar of deze allemaal correct zijn is de vraag.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt volledig in het Noorden en Oosten van Europa. Ze is wel aanwezig in Duitsland, Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Ierland, Spanje, Portugal, Italië, Griekenland en op de meeste eilanden van het Middellands Zeegebied.
De motjes vliegen van juni tot begin augustus. Rupsen zijn te vinden van maart tot mei. Toch vonden we met de werkgroep mijnen van deze soort eind september! Dit bewijst dat Bankes (1894), die suggereerde dat de jonge rupsen mogelijks zouden kunnen overwinteren in de wintergroene bladeren van zoutmelde, gelijk had.