You are here
Scrobipalpa costella (Humphreys & Westwood, 1845)
De opvallende rups is grijsachtig geelgroen, het thoracale segment 2 & 3 is mat paarsbruin. De kop en de prothoracale plaat is zwart evenals de borstpoten. De anale plaat is bruingrijs.
De jonge rupsen zitten in eerste instantie in de hoofdnerf, van daaruit maken ze kleine onregelmatige blaasmijnen die steeds tegen de hoofdnerf aanliggen. Ze bevatten meestal vrij veel frass. Later kunnen de rupsen mijnen maken die aan de bladrand liggen en die geen frass meer bevatten, maar ze zijn ook te vinden op andere delen van de plant. In de stengel, de bessen of zelfs tussen samengesponnen bladeren zonder te mineren.
De verpopping vindt plaats tussen enkele samengesponnen bladeren of in de stengel.
- Oudere mijnen verdrogen en verkleuren snel.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Scrobipalpa costella komt voor in Ierland, Groot-Brittannië, Nederland, Denemarken, Duitsland, Frankrijk en Spanje.
De motjes zijn te vinden vanaf augustus tot in juni het volgende jaar. De rupsen kunnen aangetroffen worden van midden september tot mei het jaar erop.