You are here
Mompha miscella ([Denis & Schiffermüller], 1775)
De geelbruine rups heeft een roodachtige schijn. Ze heeft een donkerbruine kop, de prothoracale en anale plaat alsook de borstpoten zijn bruin.
De mijn start als een smal gangetje waarin het zwarte frass de gang zo goed als helemaal vult. De gang gaat plots over in een blaasmijn, later is van die gang zo goed als niets meer te bespeuren. De mijn kan een volledig blad beslaan en soms zal de rups een nieuwe mijn ergens anders maken indien ze nog niet genoeg heeft gegeten. In de blaasmijn ligt het zwarte frass korrelig verspreid.
De rups verpopt in een cocon tussen het materiaal dat op de grond ligt.
- Deze vrij zeldzame soort overwinterd als rups.
- Een soort van kalkrijke grond.
- Deze soort komt ook nog voor op Helianthemum canum en op Cistus spp. in het zuiden van Europa.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt bijna overal in Europa voor. Ontbreekt wel op de meeste eilanden en ook nog in Noorwegen, Luxemburg en nog enkele delen van Noord-Oost Europa.
De motjes vliegen in twee overlappende generaties per jaar van eind april tot het begin van oktober. De meeste imago's worden gevonden in de maand mei en juni en terug van juli tot eind augustus. Rupsen kunnen gevonden worden van oktober tot april en in juni en juli.