You are here
Ocnerostoma friesei Svensson, 1966
Het ei wordt afgelegd aan de top van een naald.
De rupsen van Ocnerostoma friesei en Ocnerostoma pinariella zijn niet te onderscheiden van elkaar.
De mijn begint aan de top van de naald en daalt af tot ongeveer in de helft van de naald. Het laatste deel van de mijn blijft frassvrij. Wanneer de rups verpoppingsklaar is dan maakt ze een klein gaatje aan de onderkant van de mijn.
Nadat de rups uit de mijn is gekropen via een klein gaatje spint de rups enkele naalden bijeen en verpopt in een cocon daartussen.
- Deze soort is gebonden aan zandgronden waar grove den voorkomt.
- Vaak algemeen in dennenplantages.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Vooral in Centraal- en Noord-Europa te vinden. Ontbreekt volledig op het Balkan schiereiland, Italië, Portugal en op alle mediterrane eilanden.
De motjes vliegen van eind maart tot september en soms zelfs tot in november in twee tot drie generaties per jaar. De rupsen zijn te vinden van december tot maart en vervolgens terug in juni en juli.