You are here
Cedestis subfasciella (Stephens, 1834)
Het ei wordt afgelegd aan de top van een naald.
De rups is groen tot bleek groenbruin. Ze heeft een bruine kop, de prothoracale en anale plaat zijn zwart. Dorsaal is een vage donkere lengtelijn te zien.
Wanneer de rups uit het ei kruipt vreet zij zich door de top van de naald en vreet deze leeg in de richting van de basis. Het korrelige frass is duidelijk zichtbaar evenals de rups die in de naald zit. Wanneer de rups verpoppingsklaar is dan maakt ze gaatje op het einde van de mijn. Ze laat zich afdalen aan een zijden draad tot aan de grond waar ze zal verpoppen.
De rups verpopt in een witte cocon ergens op de grond tussen bladmateriaal maar ze kan ook in een spinsel tussen enkele naalden verpoppen.
- Deze soort is vooral te vinden op den (Pinus).
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Bijna overal te vinden in Europa maar toch zijn er grote delen van het Balkan schiereiland waar de soort (nog) niet werd waargenomen.
De motjes van deze soort vliegen van mei tot september. Rupsen kunnen gevonden worden van de late herfst tot in maart of april.