You are here
Leucoptera malifoliella (O.G. Costa, 1836)
Het ei wordt afgelegd aan de bladonderzijde meestal een eind van de bladrand.
De grijs geelwitte rups heeft een zwartbruine ventrale en dorsale prothoracale plaat en kop. De poten zijn bruin.
De mijn is vrij groot en cirkelvormig. Het zwartbruine frass wordt aan de bovenepidermis vastgemaakt en ligt in cirkels rondom de plaats waar het ei werd afgezet. Later kan de mijn wat uitdijnen en ovaalvormig worden van uitzicht. Daar ligt het frass eerder verspreid en niet meer in cirkels. Een begingang is niet te zien.
De pop ligt in een witte cocon die gesponnen wordt tussen de afgevallen bladeren.
- Gelijkende soorten zijn Callisto denticulella: Bij deze soort ligt er weinig frass in de mijn terwijl bij L. malifoliella er juist veel frass inligt. Bij C. denticulella is meestal een begingang te zien, bij L. malifoliella niet.
- Wanneer er mijnen worden gevonden op Crataegus kan er ook nog verwarring ontstaan met Stigmella paradoxa. Hier moet je op de afstand letten waar het ei werd afgelegd. Bij S. paradoxa ligt dat zo goed als aan de bladrand terwijl L. malifoliella het ei veel verder van de bladrand aflegt.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Geheel Europa.
De motjes vliegen van eind mei tot en met juni, dan terug in juli en augustus. Minerende rupsen zijn het meest te vinden in de maand juni en in de maand september.