You are here
Leucoptera laburnella (Stainton, 1851)
Het ei wordt afgelegd aan de onderkant van het blad.
De grijswitte rups heeft een transparante bleke grijsbruine kop; de monddelen zijn donkerder. De poten zijn bleekbruin.
De mijn start als een kronkelend gangetje dat bruin verkleurt. Daarna loopt de gang eerder recht en verandert plots in een ronde blaasmijn. In dat recht gangetje is het frass grijsgroen van kleur. Het zwarte frass in de blaasmijn ligt cirkelvormig uitgewaaierd vanuit het centrum van de mijn en hangt vastgekleefd aan de bovenepidermis.
De geelbruine pop ligt in een zijden cocon, meestal aan de onderkant van het blad.
- Op sommige plaatsen is deze soort zeer talrijk zoals in Virelles (Prov. Henegouwen) waar op één boompje honderden mijnen zaten. Maar toch meestal zeldzaam.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
De soort is afwezig of er ontbreken data van de meeste landen in Noordoost-Europa
De motjes vliegen van midden mei tot het begin september. Minerende rupsen zijn te vinden in juni en juli en dan terug in september.