You are here
Phyllonorycter trifasciella (Haworth, 1828)
Vouwmijn aan de onderkant van het blad waarbij de bladrand en de hoofdnerf diagonaal aan elkaar gesponnen worden zodat een "frietzakje" ontstaat. Soms ook is het blad dwars opgerold. De frass wordt afgezet in een hoek van de mijn.
De rups maakt een los spinsel in de mijn, waarin ze verpopt. De pophuid steekt uit de mijn na het ontpoppen van het imago.
- Frietzakjes in het bos!
Over het hele land verspreid, maar gewoner in Vlaanderen dan in het zuiden van het land. Sommige jaren ontbreekt de soort op plaatsen waar ze het jaar voordien heel talrijk was.
Palaearctisch: Europa, maar ontbreekt in vele delen van Oost-Europa, vermeld uit Turkije (http://www.gracillariidae.net/species_by_code/PHYLTRIF). Waargenomen in al onze buurlanden.
Drie generaties per jaar: rupsen in april, in juli-augustus en in oktober; motje het meest talrijk in mei-juni, minder talrijk van einde juli tot midden oktober, en het minst talrijk in november. De pop van deze laatste generatie overwintert.