You are here
Phyllonorycter junoniella (Zeller, 1846)
Een redelijk grote vouwmijn aan de onderkant van het blad. De randen van het blad worden naar elkaar toegetrokken zodat het blad sterk gebold staat. Van bovenaf ziet de mijn er uit als een reeks bruin tot paarsbruine vlekken. Onderaan twee à drie stevige lengteplooien. De epidermis onderaan aanvankelijk groen, later bruin verkleurend.
Verpopping in de mijn.
- Zeer lokaal en zeldzaam in België vooral in de streek van de Hoge Venen. De rups leeft monofaag op Vaccinium vitis-idaea.
- In 2015 voor het eerst in Vlaanderen gevonden in de provincie Limburg.
Strikt beperkt tot de plaatsen waar Vaccinium viti-idaea groeit, met name de Hoge Venen in de provincies Luik en Luxemburg. Recent (2015) voor het eerst in Vlaanderen opgedoken in de provincie Limburg.
Palaearctisch: Centraal- en Noord-Europa, niet in het uiterste zuiden, vermeld uit Groenland, Japan en Oekraïne (http://www.gracillariidae.net/species_by_code/PHYLJUNO). In Noord-Europa is de soort soms zeer talrijk. Nog niet waargenomen in het GD Luxembourg.
Het is niet duidelijk of er één of twee generaties per jaar voorkomen: rupsen in oktober tot april van het volgende jaar, maar ook in juni: motjes in juni-juli en in september-oktober. De meeste adulten in België zijn in de maand juni waargenomen.