You are here
Acrolepia autumnitella Curtis, 1838
De witte rups heeft een groenige schijn en is iets meer dan 1 cm groot en heeft een bruine kop.
De mijn is een grote blaasmijn waarin niets van frass aanwezig is. Het frass komt zelfs nooit in de mijn terecht doordat de rups met het achterste van het lichaam uit de mijn blijft. De doorzichtige mijnen kunnen overal op het blad worden gevonden.
De gazen cocon wordt meestal op de grond gesponnen tussen bladeren of ander materiaal.
- Mijnen van deze soort zijn het talrijkst op schaduwrijke plaatsen.
- De motjes zijn vaak binnenshuis of op beschutte plaatsen te vinden in het najaar en in de wintermaanden.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort komt vrijwel overal in Europa voor maar ontbreekt wel nog in enkele zuidelijke landen en ook in delen van Noord-Oost Europa.
De soort heeft twee generaties per jaar: de motjes vliegen gedurende de maand juli en dan terug van oktober tot in april. De soort overwintert dus en is soms aan te treffen binnenshuis.
Minerende rupsen zijn te vinden in juni en dan terug in september.