You are here
Phyllonorycter cerasicolella (Herrich-Schäffer, 1855)
Vouwmijn aan de onderzijde van het blad, meestal gesitueerd tussen twee zijnerven. De mijn vertoont geen lengteplooien.
Verpopping in de mijn.
- Een redelijk gewone soort, vermeld uit zeven provincies.
- De soort leeft ook op andere Prunus-soorten, inclusief gekweekte variëteiten, maar ze heeft een duidelijke voorkeur voor Prunus cerasus en Prunus avium. Mijnen op Prunus spinosa betreffen haast altijd de verwante soort Phyllonorycter spinicolella.
Over het hele land verspreid en niet echt zeldzaam. Nog niet waargenomen in Luik en Oost-Vlaanderen. Recent (2013) ook gevonden in de provincie Luxemburg.
Palaearctisch: Europa, China, Georgië, Kazakhstan, Oekraïne, Turkije en Turkmenistan (http://www.gracillariidae.net/species_by_code/PHYLCERC). Waargenomen in al onze buurlanden.
Twee generaties per jaar: rupsen in juni-juli en van oktober, overwinterend, tot maart-april; motjes van einde april tot begin juni en in juli-augustus. In gunstige jaren kan nog een derde, partiële generatie optreden in het najaar.