You are here
Parornix fagivora (Frey, 1861)
Typische rusthouding van de andere Parornix-soorten: met opgeheven voorste lichaamsgedeelte.
In het eerste stadium een klein gangmijntje aan de onderkant van het blad. Nadien een kleine, rechthoekige blaasmijn. Frass zwart. In latere stadia plooit de rups een bladrand naar beneden om en spint die vast.
- Niet talrijk, maar verspreid over het hele land, het meest nog in Vlaanderen.
Momenteel bekend uit zes provincies. Nooit talrijk.
Palaearctisch: Europa, maar ontbreekt in vele landen van Noordoost-Europa, het Iberisch schiereiland en de balkan, vermeld uit Georgië en Oekraïne (http://www.gracillariidae.net/species_by_code/PAROFAGI). Nog niet waargenomen in het GD Luxembourg.
Twee generaties per jaar: rupsen in juli en september; motjes in mei-juni en juli-augustus. Overwintering in het popstadium.