You are here
Parornix carpinella (Frey, 1863)
Typische rusthouding met voorste deel van het lichaam omhoog gericht.
De jonge rups maakt een blaasmijn, meestal in een nerfoksel, die langwerpig uitgebouwd wordt en die bruin verkleurd. In de latere stadia leeft ze vrij in een naar onder opgeslagen bladrand die met wit spinsel wordt vastgehecht. Het blad wordt niet opgerold zoals bij sommige andere Parornix-soorten.
Verpopping onder de omgekrulde bladrand of tussen afgevallen bladeren op de grond. De pophuid steekt uit de mijn na het ontpoppen van het imago.
- Een erg lokale en zeldzame soort in België, slechts op een paar plaatsen waargenomen.
Vroeger uit slechts drie provincies bekend: Antwerpen, Brabant en Luik. Meer recent is de soort ook vastgesteld in Henegouwen (2011) en Namen (2013). Lokaal en zeldzaam.
West-Palaearctisch: heel Europa, behalve het Ibersich schiereiland en de Balkan, vermeld uit Georgië en Oekraïne (http://www.gracillariidae.net/species_by_code/PAROCARP). Nog niet vermeld uit het GD Luxembourg en het Verenigd Koninkrijk.
Twee generaties per jaar: rupsen in juli en opnieuw in september-oktober. De pop overwintert.