You are here
Calybites phasianipennella (Hübner, 1813)
De gewone vorm heeft grijze voorvleugels met vier geelachtige vlakken (zie foto 1 imago). Er komt echter ook een eenkleurig grijze vorm voor.
Aanvankelijk een kort gangmijntje, haast niet zichtbaar, of bedekt door een kleine vouwmijn aan de onderkant van het blad, later voorzien van spinsel zodat het blad licht opkrult. De roodbruine frass wordt opgeslagen in een hoek van de mijn. De vrij levende rups maakt een rolkoker door een stuk blad los te knippen en dat op te rollen en vast te spinnen.
Een zijdeachtige cocon binnen de bladrol. De pophuid steekt uit de cocon na het uitkomen van het imago.
- Niet zo gewoon, bekend uit vijf provincies, maar waarschijnlijk op vele plaatsen over het hoofd gezien.
- In 2020 in de provincie Luxemburg ook gevonden door de Bladmijnenwerkgroep op Persicaria bistorta (adderwortel), tot die dag was deze soort nog nooit waargenomen op deze plant!
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Palaearctisch: heel Europa, China, Iran, Israel, Japan, Kazakhstan, Korea, Oekraïne, Oezbekistan, Tadzjikistan, Turkije, Turkmenistan; Oriëntaals: India, Indonesië, Pakistan, Thailand (http://www.gracillariidae.net/species_by_code/CALYPHAS). Nog niet waargenomen in Groothertogdom Luxemburg..
Eén generatie per jaar: rupsen van juli tot september; motjes van augustus, overwinterend, tot in juni.