You are here
Caloptilia falconipennella (Hübner, 1813)
De rups is witachtig met lichtbruine kop.
Aanvankelijk een kort gangmijntje, waarover een kleine blaasmijn aan de onderkant van het blad wordt gevormd. De vrij levende rups krult een bladrand naar beneden om en spint die vast. Dit gebeurt twee- à driemaal. In meer zeldzame gevallen wordt een echte bladrol gemaakt.
- Vroeger uitsluitend bekend uit het Zoniënwoud en een enkele, onzekere vermelding uit de Kalkstreek. Meer recent zijn verspreide vondsten gedaan in haast alle Vlaamse provincies.
In Vlaanderen nog niet waargenomen in Limburg, geen recente meldingen uit het zuiden van het land.
Palaearctisch: Europa behalve Ierland en de Balkan (http://www.gracillariidae.net/species_by_code/CALOFALC). Waargenomen in al onze buurlanden.
Eén langgerekte generatie per jaar: rupsen in mei-juni en in augustus-september; motjes van september, overwinterend, tot in mei-juni.