You are here
Stephensia brunnichella (Linnaeus, 1767)
Het ei wordt afgelegd aan de bladonderzijde meestal dicht tegen de middennerf.
De groenwitte rups heeft een groene dorsale lijn. De kop en prothoracale plaat zijn zwart.
De mijn start als een smalle gang die door het blad slingert in de richting van de bladrand, het frass ligt in een centrale lijn. Wanneer de gang de bladrand bereikt veranderd de mijn van richting en wordt uiteindelijk een blaasmijn gevormd. De rups kan verschillende mijnen maken. De begingang is bijna volledig gevuld met frass, verder in de mijn ligt het frass eerder geconcentreerd op de overgang gang-blaasmijn.
De rups verpopt in een samengesponnen blad aan de plant zelf. De cocon is roodbruin.
- Op 08-05-2018 herontdekt door Chris Steeman als imago in de provincie Namen.
- Op 14-11-2018 werden de eerste mijnen van deze soort gevonden door Ruben Meert.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt nog op het Balkan-schiereiland, in Spanje en op de meeste eilanden van Europa.
De motjes vliegen in de maand mei en juni en dan terug in augustus en september. Rupsen kunnen gevonden worden vanaf het najaar tot in april en ook in de maand juli.