You are here
Perittia obscurepunctella (Stainton, 1848)
Het ei wordt aan de bladonderzijde afgezet.
De grijsgroene rups heeft een donkere dorsale lijn. De kop en de in twee gedeelde prothoracale plaat is donkerbruin.
De mijn is een grote, opgeblazen, bruinachtige blaasmijn met een centrale roodbruine vlek (Deze kan ook minder uitgesproken zijn). Deze vlek is eigenlijk frass die blijft hangen in een webje die de rups daar gesponnen heeft. Verder ligt er zwart frass korrelig verspreid door de mijn.
Opmerkelijk bij deze soort is dat deze voor de verpopping een dor blad, meestal anders dan de gebruikte waardplant, gebruikt om in te gaan verpoppen. Zo werd bij het kweken opgemerkt dat ze kozen voor verdorde beukebladeren om in te gaan verpoppen.
- Soms zijn er meedere eieren op éénzelfde blad afgelegd, de mijnen die de rupsen dan maken kunnen samenvloeien tot één grote mijn.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort is in heel wat landen afwezig, ze komt enkel voor in Groot-Brittannië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Letland, Litouwen, Polen, Slovakije, Zweden, Zwitserland en Nederland.
De motjes vliegen van begin april tot eind mei. Minerende rupsen zijn te vinden van juni tot in augustus.