You are here
Elachista obliquella Stainton, 1854
Het vrouwtje legt 2 a 3 eitjes heel dicht tegen elkaar af aan de bovenkant van het blad.
De groengrijze rups heeft een bleekbruine kop, de monddelen zijn iets donkerder. De prothoracale plaat is donkerbruin en in twee gedeeld.
De beginmijn is een smalle naar boven lopende gang waarvan het frass geconcentreerd ligt in het begingedeelte. Daarna kiest de rups een nieuw blad om een blaasmijn te maken die zo breed is als het blad zelf. De epidermis is gerimpeld. De rups kan zowel naar boven als naar onder mineren.
De rups verpopt op een blad of aan een stengel verankerd door middel van een zijden draadje.
- Deze zeer zeldzame soort is sinds 1980 niet meer waargenomen in ons land.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Bijna overal in Europa te vinden behalve in Nederland, Groothertogdom Luxemburg, Finland, Litouwen en Wit-Rusland.
De rupsen van deze soort zijn te vinden van in de herfst tot het jaar erop in mei en terug in juli. De motjes vliegen in twee generaties per jaar van eind april tot midden juli en terug vanaf de tweede helft van augustus.