You are here
Coleophora succursella Herrich-Schäffer, 1855
De voorvleugels zijn okerkleurig-bruin met lichtgele tot witte lengtestrepen en daartussen variërend veel tot weinig zwarte stipjes. De lichte voorrandslijn strekt zich uit over de hele lengte van de vleugel. De voelsprieten zijn geringd. De spanwijdte is 14 mm - 15 mm.
De rups leeft in een buisvormige driekleppige koker. Deze is 10 mm - 12 mm en vooraan tot 3/4 witachtig behaard, achteraan versmald en kaal. Soms zijn er enkele donkerder lengtelijnen aanwezig. De mondhoek is 40° - 45°.
Deze soort mineert de bladeren van de waardplant.
- Zeer zeldzaam in ons land. Misschien zelfs uitgestorven?
- Buiten een oude waarneming voor 1980 uit Brabant zijn ons geen verdere gegevens bekend.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Midden-en Noord-Europa.
Rupsen zijn te vinden tot in juni. De vliegtijd is voornamelijk juni en juli.