You are here
Coleophora ornatipennella (Hübner, 1796)
Het imago is okergeel met kleine donkere stipjes over heel de vleugel. De vleugels zijn sikkelvormig.
Er zijn veel lichte lengtelijntjes aanwezig.
Aan de basis van de antennes bevinden zich grotere haarschubben.
De rupsen zijn niet te onderscheiden van die van C. lixella.
De jonge rupsen leven op Lamiaceae, lipbloemigen en maken van het vruchtbeginsel de eerste koker. Na de overwintering gaan ze mineren op grassen.
Het zijn dan langwerpige afgeplatte kokers van 13 mm - 17 mm. Eerst is de koker licht gekleurd, maar hij verdonkerd snel. De mondhoek is 20°.
Meestal verpopt de rups zich in de koker. In zeldzame gevallen verlaat de rups de koker om in de grond te verpoppen, waarbij ze dan een poppenwiegje spint.
- Deze soort is als jonge larve een zaadeter vooral op Salvia pratensis. Daarna leeft ze op grassen.
- Een zeer zeldzame soort die in 2018 herontdekt is in de Hoge Venen in Rocherath.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Heel Midden-Europa en ook Noord- en Zuid-Rusland.
De rupsen zijn volgroeid eind mei. Over het imago is nog zeer weinig geweten omdat de verwarring met C. lixella te veel fouten in de oudere literatuur opleverde. De vliegtijd is van mei tot juli.