You are here
Coleophora tanaceti Mühlig, 1865
De voorvleugels zijn lichtgrijs tot lichtbruin met lichtere grijze lengtestrepen. De sprieten zijn wit en grijs geringd. De spanwijdte is 12 mm tot 14,5 mm.
De rups leeft in een driekleppige bruine zijden koker. De koker heeft een lengte van ongeveer 6 tot 8 mm. De mondhoek bedraagt 10°.
Soms mineert de rups enkele blaadjes voor ze een kokertje maakt en op de bloemen gaat eten. Dit is echter een grote uitzondering!
- Gewoonlijk leeft deze soort in of op de bloeiwijze, zelden is ze te vinden als bladmineerder.
- De kokers zijn het best te vinden in juli en augustus op de bloemen, omdat ze daarna de waardplant verlaten en op de grond een geschikte plaats zoeken om te overwinteren.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
De soort is gekend van heel Europa, behalve Groot-Brittanië en Ierland, Portugal, en ook de Balkanlanden en Oost-Europa waar nog geen data van bekend zijn.
De motjes vliegen vanaf eind mei tot begin juli. De kokers zijn te vinden vanaf juli tot eind augustus. Later op het jaar kunnen de kokers ook nog wel op de bloeiwijzes gevonden worden. De rupsen overwinteren in de koker op de waardplant of in de strooisellaag.