You are here
Heringocrania unimaculella (Zetterstedt, 1839)
Het ei wordt afgelegd in de jonge bladeren van berk.
De witte rups heeft een bruine kop. De achterhoeken van de kop zijn donkerder dan de rest van de kop en dit is het kenmerk om deze soort op naam te brengen.
Dit is goed te zien op de foto's van de rups als twee zwarte ronde vlekken op de achterkant van de kop.
De mijn is een grote witte blaasmijn die aan de bladrand ligt. Het zwarte frass ligt in lange spaghetti-achtige draden.
Zoals bij alle andere Eriocraniidae verpopt ook deze soort in de grond in een harde zijden cocon.
- Verlaten mijnen van de meeste Eriocraniidae zijn moeilijk op naam te brengen.
- Verlaten mijnen verkleuren heel snel.
- Een zeldzame soort die de laatste jaren iets meer wordt waargenomen.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort ontbreekt in de meeste zuidelijke landen van Europa. In het centrale, noordelijke en noord-oostelijke deel van Europa komt ze meer voor.
De motjes vliegen in de maanden maart en april. Minerende rupsen zijn te vinden van eind april tot eind mei.