You are here
Eriocrania salopiella (Stainton, 1858)
Het ei wordt in het blad afgelegd dicht tegen de hoofdnerf of in de omgeving daarvan.
De witte rups heeft een bleekbruine kop.
De mijn start als een smalle gang die volledig gevuld is met zwart frass. Algauw gaat de gang over in een blaasmijn die een volledige kant van een blad kan beslaan (zie foto 9). Meestal begint de mijn aan één kant en steekt de rups de hoofdnerf over om aan de andere kant de mijn verder te zetten (zie foto 11,12,13 & hoofdfoto).
In de blaasmijn ligt het frass in lange spaghetti-achtige draden.
De rups verpopt in een harde zijden cocon in de grond.
- In het seizoen is het één van de laatste Eriocraniidae waarvan mijnen kunnen worden gevonden.
- Recentelijk ontdekt door onze bladmijnenwerkgroep in Kluisbergen op 22-05-2009.
- Sinds de ontdekking van de soort in België is ze reeds in de provincies Oost-Vlaanderen, Antwerpen, Henegouwen en Luxemburg waargenomen. Op sommige plaatsen kan ze algemeen zijn.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze soort is niet zo algemeen in Europa. Ze komt voor in Groot-Brittannië, Tsjechische republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Letland, Noord-Ierland, Noorwegen, Zweden en Nederland.
De motjes vliegen overdag in de zon rond de berkenbomen vanaf eind april tot in mei; minerende rupsen zijn te vinden tot eind mei.