You are here
Coleophora atriplicis Meyrick, 1928
De okergele tot grijs-bruine voorvleugels hebben lichte lengtestrepen, meestal dun en smal. De witte voelsprieten zijn bruin geringd tot ongeveer 5/6 van de top. De spanwijdte bedraagt 12 mm - 14 mm.
Het eitje wordt op een bloempje afgezet.
De grijsbruine koker meet ongeveer 7 mm, buisvormig en driekleppig en bezaaid met donkere korrels en ander materiaal. Er zijn duidelijke lengtestrepen te zien die vrij zijn van korrels.
De verpopping gebeurt laag tegen de grond aan een stengel van de waardplant.
- De rups leeft op een reeks lage planten zoals: (Amaranthaceae, oligofaag) Atriplex littoralis; Atriplex portulacoides; Salicornia; Suaeda, waarvan de eerstgenoemde de voornaamste is.
- Meestal vindt men de larven op de vruchten, zelden bevinden ze zich ook op de bladeren.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
In Noord- en Midden-Europa.
De larve is in oktober volgroeid, ze eet na de overwintering niet meer. De imago's zijn dan te vinden van eind juni tot eind juli.