You are here
Coleophora alticolella Zeller, 1849
Deze soort is licht bruin tot bruin, met een lichtere voorrandstreep tot bijna aan de vleugeltop. De voelsprieten zijn meestal geringd. De spanwijdte is 10 mm tot 13,5 mm.
Het eitje wordt afgezet op een bloempje van de waardplant.
Bij deze soort zijn er bij de rupsen geen dorsale plaatjes te zien op het metathorax, dit is het derde deel van het borststuk. Dit is een belangrijk verschil met de andere Coleophora's die ook op Biezen/Russen leven.
De koker is klein (6 mm à 7 mm) en zit op de bloemhoofdjes van de waardplant: Juncus (russen).
- Deze soort is een van onze gewoonste Rus-eters.
- Naast de genoemde russoorten zijn er waarschijnlijk nog andere waarop deze soort voorkomt.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
De soort is gemeld uit het grootste deel van Europa.
De meeste rupsen zijn volgroeid in april of mei, na de overwintering. Voor het overwinteren verlaten ze meestal de bloemhoofdjes van de waardplant en gaan zich in verdorde bladeren verschuilen. De imago's zijn het meest te vinden in juni en juli.