You are here
Coleophora lixella Zeller, 1849
De voorvleugels zijn zwak geel tot okergeel en lichtjes sikkelvormig met drie zilverkleurige streepjes vanuit de basis van de vleugel. De spanwijdte is 16 mm - 21 mm.
Het eitje wordt afgezet op een bloempje van de waardplant, Tijm.
De rups leeft voor de winter in een leeggevreten kokertje van een tijmbloempje. Na de winter gaat de soort over op mineren op grassen. Daaruit worden dan stukjes gesneden om nieuwe kokers te maken. De laatste koker is 11 mm lang en is strokleurig en tweekleppig. De mondhoek is 25°.
De verpopping gebeurt laag bij de grond.
- De larven leven eerst op tijm in een kokertje van een tijmbloempje en na de overwintering op grassen in een kokertje van grasblaadjes.
- Deze soort is als imago vooral dagactief.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Geheel Europa, uitgezonderd het Noord-Oosten.
De rupsen zijn volgroeid eind mei.
De vliegtijd begint in juli en gaat tot in augutus.