You are here
Coleophora anatipenella (Hübner, 1796)
Deze soort heeft witte voorvleugels met okerkleurige tot bruine stipjes. De voelsprieten zijn onduidelijk geringd met wit, oker en donkerbruine kleuren. De spanwijdte bedraagt 12,5 mm tot 17 mm.
Het eitje wordt afgezet aan de onderzijde van een blad van de struik of boom, vooral Prunus spinosa.
De felgele rups heeft een zwarte kop.
De jeugdkokers die te vinden zijn in het najaar zien er helemaal anders uit dan de volwassen kokers. De zwarte kokers zijn ongeveer 2 tot 4mm groot en gekromd, er hangen ook heel wat frasskorrels aan vast. De mondhoek van de jeugdkoker is ongeveer 45°. De volwassen koker is een zwarte glanzende pistoolkoker en is 7 mm groot. Hij heeft een mondhoek van 70° tot 80°.
De rupsen maken in het najaar heel veel kleine mijntjes op de bladeren vooraleer ze gaan overwinteren.
De verpopping gebeurt op de stam, aan een tak of bovenop het blad.
- De rups vreet vlak voor het overwinteren erg veel kleine mijnvlekjes uit een blad, na overwintering worden vensters uit het blad gesneden.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
De soort is bekend uit geheel Europa.
De rupsen zijn volgroeid eind mei. De verpopping gebeurt in de loop van juni. Imago's zijn te vinden van eind juni tot eind juli.