You are here
Coleophora trifariella Zeller, 1849
De voorvleugels zijn geel tot okergeel, vooral naar de vleugelpunt toe. Er zijn drie vrij brede duidelijke witte lengtestrepen aanwezig. Aan de basis van de voelsprieten is duidelijk een wit dotje haartjes aanwezig. De spanwijdte is 12 mm - 14 mm.
De rups maakt een lapjeskoker van tamelijk grote bladfragmenten. Het is een vrij slordige koker van 7 mm - 8 mm. Na de overwintering kan de koker wel een deel van de bladfragmenten kwijt zijn. De mondhoek bedraagt 45°.
De rups maakt heel kleine vlekmijntjes.
- Om te overwinteren zit de koker vaak op de stengels en dan nog meestal in een vork aan de basis van de struik.
- Gelijkende soorten zijn hier Coleophora saturatella maar deze koker staat zo goed als horizontaal op de stengel dus heeft die een mondhoek van 90° terwijl die van C. trifariella slechts 45° is.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Zuid- en midden-Europa, ook Noord-West-Rusland, Roemenië, en Hongarije.
De volwassen rupsen zijn tot in juni te vinden. De vliegtijd is vooral juni en juli.