You are here
Coleophora lineolea (Haworth, 1828)
Bij deze soort zijn de voorvleugels niet sikkelvormig. De lichtere gele lijnen op de aders zijn breed en vloeien samen in de vleugeltop. Daardoor krijgt de vleugel een geelachtige schijn. De spanwijdte bedraagt 11 mm - 15 mm. Gelijkende soort is C. currucipennella.
Het eitje wordt aan de onderzijde van een blad van de waardplant afgezet, meestal dicht bij een nerf.
De rups leeft in een grijsbruine tot zilvergrijze lapjeskoker. Deze is een 10 mm lang en achteraan duidelijk samengedrukt. Deze koker kan heel sterk variëren qua uiterlijk omdat de rups op verschillende waardplanten andere stukjes blad uitsnijdt om een koker van te maken. Daardoor zullen kokers die op behaarde planten leven ook sterk behaard zijn. (zoals te zien bij de kokers op ezelsoor!) De mondhoek is 90°.
Onmiddellijk na het verlaten van het ei maakt de larve een voldiepe gang, die snel breder wordt. De frass ligt hier in fijne korrels in een brede middenband. Uiteindelijk wordt een blaasmijntje gemaakt waaruit een ovale uitsnede wordt gesneden van maximum 5 mm à 6mm. Daarvan wordt dan de eerste jeugdkoker gemaakt.
De verpopping gebeurt dicht tegen de grond op de stengel van de plant.
- Het imago lijkt sterk op dat van C. currucipennella, maar deze laatste heeft wel geringde voelsprieten.
- De koker lijkt erg op die van C. ochripennella.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Zo goed als geheel Europa, ontbreekt wel nog in Luxemburg, Noorwegen, Finland en op enkele kleinere eilanden van Europa.
De rupsen zijn volwassen in juni. De imago's vliegen van einde juni tot begin augustus.