You are here
Coleophora conyzae Zeller, 1868
De okerkleurige voorvleugels hebben lichtere lengtelijnen. De voelsprieten zijn wit, enkel bij de wijfjes (bij verse exemlaren) aan de onderzijde fijn zwart bespikkeld. De spanwijdte bedraagt: 12 mm - 16,5 mm.
Het eitje wordt afgezet aan de onderzijde van een blad van de waardplant.
De rups leeft in een 10 mm - 12 mm lange bladkoker aan de onderzijde van de bladeren van de waardplant. De mondhoek varieert erg, meestal rond de 45°.
De verpopping gebeurt op de stengel van de plant.
- Opmerkelijk is dat deze soort bij elke vervelling een nieuwe koker maakt.
- De oude blijft dan achter waar de nieuwe werd uitgesneden en dit is meestal aan de bladrand.
- Ook zijn de kokers, die worden waargenomen op heelblaadje en donderkruid, veel meer behaard. Dit omdat de planten ook sterk zijn behaard.
- De kokers op koninginnenkruid daarentegen zijn veel minder behaard.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Heel West-, Noord en Zuid-Europa.
De rupsen zijn volgroeid eind mei, begin juni. De imago's vliegen in juli en augustus.