You are here
Coleophora fuscocuprella Herrich-Schäffer, 1855
De voorvleugels zijn metaalgroen. De voelsprieten zijn geringd en verdikt. De spanwijdte is 7,5 mm - 10 mm.
De rups leeft in een buisvormige koker gemaakt van veel kleine bladdeeltjes. Het einde is sterk gekromd. De mondhoek is 45°. Typisch is het frass dat blijft hangen tussen het gekromde achterste deel en de rug van de koker.
De rupsen zitten aan de onderzijde van de waardplant en maken zeer veel kleine vlekmijntjes. Hier en daar zijn ook uitgemijnde stukken epidermis uitgesneden om de koker mee te vergroten.
- De voornaamste waardplant is Corylus avellana (Hazelaar).
- Deze soort maakt zowel mijnen aan de onder- als bovenkant.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
De soort komt vooral voor in Noord- en Midden-Europa. Ook in Centraal-Rusland werd ze waargenomen.
De kokers zijn te vinden augustus tot oktober, na de overwintering eten ze niet meer verder. De imago's zijn te vinden in mei en juni.