You are here
Coleophora limosipennella (Duponchel, 1843)
De voorvleugels zijn okergeel met een bruine tot grijze schijn. Er is een lichtere voorrandslijn. De sprieten zijn wit - bruin geringd. De spanwijdte is 10,5 mm - 14 mm.
Het eitje wordt meestal in een nerfoksel afgezet, of aan de onderzijde van een blad.
De rups leeft twee jaar.
De rups leeft in een spatelvormige bladkoker. Deze is tweekleppig, 9 mm - 11,5 mm en bruin gekleurd. De mondhoek bedraagt 0° - 20°. Vlak achter de mond vertoont de koker een duidelijk knik.
Een kort maar breed gangetje wordt gemaakt vanuit de plaats waar het eitje afgezet werd. Veel van de frass wordt naar buiten gewerkt door het gaatje waardoor de larve zich toegang tot het blad heeft verschaft (bij C. badiipennella, op dezelfde waardplant, blijft de frass in de mijn). Ze maakt het tweede jaar van juni tot september grote mijnen, soms 1 cm lang.
- Moeilijk te onderscheiden van Coleophora badiipennella.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Heel West-Europa, behalve het Iberisch schiereiland, ook gevonden in Griekenland.
De larven zijn volgroeid in juni of juli. De vliegtijd gaat van einde juni tot begin augustus .