You are here
Coleophora alnifoliae Barasch, 1934
Deze soort heeft een spanwijdte van 12 mm tot 14 mm. De voorvleugels zijn okerkleurig tot bruin, meestal met een grijs tintje. De voelsprieten zijn wit en bruin geringd tot 5/6 van de top.
Het eitje wordt afgezet aan de onderzijde van een blad van de waardplant.
De wit-achtige rups heeft een donkerbruine kop.
De spatelvormige koker is slank en bruin. Hij is 12 mm tot 13 mm lang bij volgroeide exemplaren. De mondhoek bedraagt 15°.
Oligofaag op Betulaceae. Maar dan vooral op Alnus (els), is echter al gemeld van op Betula (berk).
- Alnus is de voornaamste waardplant.
- Ook op Alnus viridis.
- Soms overwintert de koker twee maal.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Uit heel Europa gemeld, behalve uit het Iberisch Schiereiland en Oost-Europa.
Kokers zijn te vinden vanaf september en na overwintering eten de rupsen verder tot juni. De imago's vliegen in juni en juli.