You are here
Coleophora lutipennella (Zeller, 1838)
De voorvleugels zijn bruin-okerkleurig met dikwijls een licht oranje tint. Dikwijls is, amper waar te nemen, de basis en de apex verdonkerd. De voelsprieten zijn wit okerkleurig tot donkerbruin voluit geringd. De spanwijdte bedraagt 10 mm - 12 mm.
In het eerste stadium, tot na de overwintering, leeft de rups in een kromme pistoolkoker. Deze heeft aan de buikzijde een kiel. Na de overwintering maak de rups een andere koker die volledig van zijde gemaakt is. Hij is lichtbruin, driekleppig en buisvormig, 7 mm lang. De mondhoek is 45°. De kokers zijn doorgaans op de bovenzijde van de bladeren te vinden.
De rups maakt in het begin een minuscuul klein gangmijntje waar toch wat frass in te zien is.
- Deze soort wordt dikwijls verward met C. flavipennella.
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Geheel Europa, uitgezonderd de Middellandse Zee-eilanden.
De rupsen zijn begin juni volgroeid, dan verpoppen ze. De imago's zijn te vinden van eind juni tot eind augustus.