You are here
Trifurcula subnitidella (Duponchel, 1843)
Het ei is opvallend en ligt laag beneden op de stengel van de plant, meestal aan de voet van een bladsteel.
De lange smalle rups is diep geel en is goed zichtbaar in de mijn.
De mijn is een lange gang net onder de schors van de stengel. Het eerste gedeelte loopt neerwaarts voor een tweetal cm, daarna veranderd de rups van richting en mijnt ze vervolgens in een eerder rechte lijn of omcirkelt de stengel gedeeltelijk. Occasioneel gaat de mijn terug naar beneden op het laatste stuk. De mijn heeft een totale lengte van 6 tot 9 cm. Het eerste gedeelte van de mijn is smal en roodbruin gekleurd met rechte randen. Later wordt de mijn bijna zo breed als de stengel met nu onregelmatig uitgevreten randen. Verse mijnen kleuren zilverachtig wit. Het frass ligt in een centrale lijn maar is niet altijd zichtbaar in de mijn.
De cocon is okergeel.
- Stengelmineerder.
- De plant ondervind geen problemen bij de minerende activiteiten van de rups in de stengel.
Een heel zeldzame soort in België! Enkel in Namen werd de soort ooit waargenomen.
Verspreid in een groot deel van Europa.
De soort heeft één of twee generaties, de imago's zijn te vinden van mei tot september. De rupsen in oktober.