You are here
Stigmella sorbi (Stainton, 1861)
Het ei wordt aan de onderkant afgelegd.
De bleekgroene rups heeft een bleekbruine kop.
De mijn start als een smalle gang van ongeveer een 1 a 2cm die bijna helemaal is gevuld met zwart frass. Opeens wordt er een blaasmijn gevormd waarin het frass korrelig verspreid ligt. In de meeste gevallen wordt de begingang volledig overlopen door de blaasmijn. Maar de begingang is in de blaasmijn nog altijd duidelijk zichtbaar (goed te zien op foto 1). Wanneer de bladeren kleiner zijn dan kan de blaasmijn het volledig blad innemen (te zien op de hoofdfoto). De rups zal de bladhelft oversteken aan de top van het blad. Bij grotere bladeren blijft de blaasmijn aan één kant van het blad (te zien op foto 2, 3 & 8).
De cocon is bruin.
- In 2011 ontdekt in België door de bladmijnenwerkgroep.
Recentelijk (2011) ontdekt in België door de bladmijnenwerkgroep in Forges (pro. Henegouwen). In 2012 werd de soort door onze werkgroep vrij algemeen gevonden in Rocherath (pro. Luik). En in 2013 werd de soort opnieuw waargenomen maar nu in de provincie Luxemburg. Soms is de soort in hoge aantallen waar te nemen vooral op grote hoogtes (Noord-Scandinavië en de Alpen).
Bijna geheel Europa tot zelfs op de eilanden in de Noordelijke ijszee, Nova Zembla en Frans Jozefland.
De soort heeft één generatie per jaar. De motjes zijn reeds te vinden vanaf mei, die zorgen voor rupsen die mijnen maken in juni en juli.