You are here
Stigmella plagicolella (Stainton, 1854)
Het ei wordt afgelegd aan de onderkant van het blad, over het algemeen naast de hoofdnerf.
De rups is bleekgeel en heeft een rood-bruine kop.
De mijn start als een smalle gang van 1 a 2cm, die gang is licht gekronkeld en het zwarte frass ligt in een centrale lijn die de gang bijna volledig vult.
Plots wordt een rondachtige blaasmijn gevormd waarin het frass korrelig gecentreerd ligt. Verse mijnen krijgen een bleekgroen uiterlijk.
De cocon is bleekbruin.
- Soms wordt de begingang overlopen door de latere blaasmijn.
- Prunus spinosa en Prunus domestica zijn de voornaamste waardplanten.
De soort kan overal in België worden waargenomen en meestal vrij talrijk.
Overal in Europa te vinden, enkel in Noorwegen ontbreekt de soort. (verspreidingskaart)
De motjes vliegen in twee generaties per jaar; in mei en juni en dan terug in juli en augustus. Mijnen zijn te vinden in de maand juni en juli en in september en oktober.