You are here
Paracrania chrysolepidella (Zeller, 1851)
Het ei wordt vermoedelijk afgelegd in een bladknop van hazelaar of haagbeuk.
De rups is wit en heeft een bleekbruine kop.
De mijn is een grote blaasmijn die tegen de bladrand aanligt. Door de blaasmijn kan het blad deels opkrullen. Het zwarte frass ligt normaal gezien, zoals bij alle Eriocraniidae, in zogenaamde spaghetti-slierten maar bij deze soort is dit in mindere mate het geval of zelfs helemaal afwezig.
De rups verpopt in een harde zijden cocon in de grond.
- Deze zeldzame soort werd sinds kort terug vastgesteld in ons land na meer dan 30 jaar afwezigheid. Na 2004 in heel wat provincies vastgesteld.
- Soms in hoge aantallen te vinden!
Info omtrent de verspreiding op Catalogue of the Lepidoptera of Belgium.
Deze zeldzame soort ontbreekt in heel grote delen van Europa. Ze komt enkel voor in Oostenrijk, Groot-Brittannië, Tsjechië, Denemarken, Estland, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Italië, Letland, Polen, Roemenië, Noord-Rusland, Zweden en Nederland.
Deze soort heeft, net als alle andere Eriocraniidae, maar één generatie per jaar. De motjes vliegen in de zonneschijn rond de waardplanten in april. Minerende rupsen zijn te vinden vanaf midden april tot in mei.